In de praktijk

In de praktijk

Toch zien we in de praktijk dat het vaak moeilijk ligt voor families om hierover te praten. Ouders willen ieder kind gelijk bedelen, broers of zussen willen niet hebberig overkomen, de toekomstige opvolger wil zijn toekomst in het bedrijf niet gehypothekeerd zien, de partner wil niet de verkeerde indruk maken bij de schoonouders … Dus wordt er vaak gezwegen.

 

Een bedrijfsopvolging wordt in veel gevallen in twee stappen gedaan:

  1. eerst een overname van de roerende activa (de dieren en het materiaal)
  2. en vervolgens een tweede overname van de onroerende goederen (gronden en gebouwen)

De eerste stap verloopt vaak vlot en wordt al snel in gang gezet. De tweede stap daarentegen is een minder vanzelfsprekende hindernis om te nemen. Vaak zal maar één van de kinderen het bedrijf overnemen, en in deze tijden is het niet echt realistisch te verwachten dat het ‘boerende kind’ de overname van het onroerend goed volledig zal kunnen financieren. Een gedeelte van het aan de landbouwgerelateerde patrimonium zal dus in handen komen van de niet-boerende kinderen.

 

Dat zullen we later dan wel zien

Het (praten over) de overdracht van het onroerende gedeelte wordt snel uitgesteld. “Dat zullen we later  dan wel zien”, is een vaak gehoorde uitleg. Toch is het belangrijk dat hier op tijd aan gedacht wordt en dat dit aangepakt wordt. Als de opvolging en eventueel bijbehorende successieplanning niet (goed) geregeld is, kan dit voor de familie veel vragen oproepen die kunnen overgaan in ergernissen of zelfs ruzie. Uit onderzoek blijft dat maar liefst 42% van de mensen die een erfenis ontvangen, daarover ruziet. Niets doen in de hoop dat het zichzelf zal uitwijzen, is vaak niet de beste oplossing.